Alexandra Broeder bewees met Candyland dat een voorstelling door kinderen maar bedoeld voor volwassenen gevaarlijk en verontrustend kan zijn. Kinderen met onverstoorbaar strakke gezichten, korte bevelende gebaren, en strenge dwingende ogen, gaan in die locatievoorstelling de machtsstrijd aan met het publiek. En die winnen ze.
Maar een voorstelling in een zaal? Met veel tekst? Natuurlijk, het is een bijzondere ervaring om voor een volwassen publiek vier kinderen van een jaar of twaalf à dertien twee echtparen te zien spelen. En ze dan woorden in de mond te horen nemen die normaal gesproken alleen volwassenen gebruiken. Maar dat is lang niet genoeg om me te boeien. Want uiteindelijk zijn het gewoon vier matige acteurs, ze hebben er tenslotte nog niet voor doorgeleerd. Met een nogal clichématige tekst spelen ze in dat eerste deel van Nature or Nurture ook nog eens voornamelijk op de herkenning.
Dat eerste uur, met de twee dan nog redelijk normale echtparen in een nacht met veel drank, werkt niet. Niet voor mij in ieder geval. Hoe goed Rosa, Willemijn, Jorrit en Marieke het ook doen, het is als theater allemaal te gemakkelijk. Pas het laatste half uur, als de voorstelling surrealistischer wordt, het kinderlijke steeds meer door het volwassen gedrag heen gaat schemeren, en de dreiging dat ze het me moeilijk gaan maken gaandeweg toeneemt, vind ik het interessant worden. De voorstelling eindigt sterk, het slotbeeld is zelfs erg sterk, toch is dat onvoldoende om het veel mindere eerste uur goed te maken.
Een schrijnend, maar daardoor vaak hilarisch familiedrama, waarin ieder probeert te halen wat er te halen valt. Onder het mom van idealen, kunst, liefde, maatschappelijke betrokkenheid ontstaat er een stroom van discussies en geruzie. Ja, het moet gezellig zijn, zo’n familieweekend, maar het is het natuurlijk geen moment. Veel meer zijn daar de pijnlijke stiltes en de emotionele uitbarstingen.
De prachtige tekst van Rob de Graaf geeft elk van de spelers de mogelijkheid te schitteren. Maar boven alles uit stijgt toch Monique Kuipers, zelfs als ze aan het eind van de veldslag uitgeput onderuit gezakt zwijgt.
Van hun eerdere voorstellingen weet ik dat de jongens van het Antwerpse Olympique Dramatique houden van verhalen over kleine, enigszins gewelddadige, leefgemeenschappen. Een musical gebaseerd op de film van Anders Thomas Jensen is dan een logische keuze. Want die film, Adam’s Apples, gaat over ex-gevangenen die reïntegreren bij een dominee in een afgelegen parochie.
Een musical dus. Niet een parodie op een musical. Gewoon een als musical bedoelde musical. Met van die musicalliedjes. Tussen de liedjes door nemen ze gelukkig wel de tijd voor het licht-absurdistische acteren dat ik van ze ken, en waar ik een liefhebber van ben. Zoals in de schitterende koekjesscène (met gastactrice Annet Malherbe als de zwangere Sarah die bang is een gehandicapt kind te krijgen). Ook zijn er net als in hun eerdere voorstellingen fraai gechoreografeerde bewegingen. Bijvoorbeeld als neonazi Adam de zieke dominee helemaal aan gort slaat. Of als kleptomaan Gunnar de portemonnee van Adam rolt.
Maar dat onnatuurlijke hoge stemmetje waarmee Stijn Van Opstal praat? Voegt niet echt veel toe aan zijn personage Adam vind ik. En dan die buikdanseres? Geen idee wat die in het verhaal te zoeken heeft. Toch zijn dat details. Want de liedjes zijn mijn echte problemen. Ik heb geen enkele affiniteit met het genre musical. Voor mij zijn die liedjes dus alleen maar hinderlijke onderbrekingen. Die me elke keer weer uit het verhaal halen.
De Roovers speelden al eerder met vuur. Maar dit is anders. Een serie afzonderlijke scenes rond het thema vuur - van het ‘meisje met de zwavelstokjes’ tot de vuurspuwende karakters uit Reijnders”hoeksteen’. De invloed van “de vereniging” is duidelijk aanwezig.
De gekozen structuur houdt het gevaar in van onsamehnagndheid. En daar is men niet helemaal aan ontkomen. Niettemin blijven enkele krachtige beelden hangen en spelen sommige pakkende teksten nog door het hoofd.
Ingrediënten voor de komedie Zomertrilogie:
Behang (behoudend design, afwasbaar),
Stoelen (hedendaags model, stapelbaar),
Deuren (losstaand, verzwaard), zes in het eerste deel, vier in het tweede (in Montenegro), één in het laatste (weer terug in Livorno),
Karina Smulders (en twaalf willekeurige andere acteurs).
‘Wat zullen ze wel niet over me denken?’
‘Wat zullen ze ervan zeggen?’
‘Ik schaam me dood, ik durf me nergens meer te vertonen!’
Komen een of meer bovenstaande gedachten wel eens in je op? Koop een kaartje en ga. De voorstelling zal je goed doen. Denk je zulke dingen nooit, speelt reputatie of de angst die te verliezen geen enkele rol in je leven? Ga dan ook. Voor jou weliswaar geen reinigende confrontatie met jezelf. Maar je zult wel kunnen zeggen dat je erbij was. ‘Ik was bij die voorstelling’, zul je later tegen je kinderen zeggen, ‘waarin Karina Smulders Giacinta speelde, de rol waarvoor ze voor het eerst genomineerd werd voor de Theo d’Or.’
‘Wat zou de Maagd Maria vinden van dit alles?’, vragen de zussen Clara en Brenda zich al veertig jaar lang elke dag af. Want na een avond in de New Electric Ballroom waarop ze als tieners hevig maar vergeefs verlangden geneukt te worden door rockzanger Roller Royle, spelen ze de gebeurtenissen die aanleiding waren voor hun sindsdien gekozen isolement nog steeds elke dag na, hun jongere zus Ada en de visser Patsy daarbij gevangen houdend in de herinnering aan dat verre verleden waarin ze, oude vrijsters nu, bijna seks hadden.
Geen idee wat de Maagd ervan vindt. Maar ík vind wat regisseur Suzanne Kennedy van dit stuk van Enda Walsh maakt ronduit meesterlijk. Een kunstwerk van grote schoonheid.
De beeldtaal in dat droeve maar prachtige decor waarin de handelingen steeds vanuit een soort tableaus vivants ontstaan en waarin de acteurs houdingen aannemen en zich bewegen alsof ze ter plekke voortkomen uit het penseel van de kunstenaar. De muzikaliteit waarbij de sprekende stemmen als verfijnde instrumenten nauwkeurig op elkaar zijn afgestemd, volledig dienstbaar aan de compositie, elk detail trefzeker neergezet. Wat een mooie voorstelling!
Vanavond was de allerlaatste avond. Dus ik realiseer me dat niemand eigenlijk nog wat heeft aan dat gejuich van mij.
Na Kruistochten probeert Ivo van Hove het nog eens een keer met een komedie. Op een of andere manier lijkt het wel of hij meent dat als zijn acteurs een beetje onnozel en koddig doen, het vanzelf lollig wordt. De liefde tussen Giacinta (Karina Smulders) en Guglielmo (Barry Atsma) is volstrekt ongeloofwaardig. De hysterie bij Smulders is weliswaar hier en daar knap gespeeld, de logica ontgaat me. Atsma speelt de truc van de charmante sukkel die alles overkomt. Op precies dezelfde manier als hoe ik het hem eens in Oidipoes (in hetzelfde pak) al eens heb zien doen. Als Hugo Koolschijn (Filippo) nu gewoon zijn normaal gesproken strenge, dreigende, verschijning zou tonen, wordt het volgens mij al meteen een stuk dramatischer en daardoor geestiger (want schrijnender). Maar nee, ook Hugo moet grappig en onnozel zijn, waardoor je na tien minuten alweer op ‘m uitgekeken bent. Roeland Fernhout speelt de pias, dat kennen we ook al, al is het functioneel. Fred Goessens doet het goed als de geslepen geldschieter Fulgenzio. Evenals Marieke Heebink als de afgunstige Vittoria. Camilla Siegertz speelt ook nogal grotesque, maar dat kan in deze bijrol, vergelijkbaar met de vrouw van de visboer in een willekeurig Asterix-avontuur. Het publiek is volgens Ivo kennelijk dom, daarom wordt tot in den treuren uitgelegd dat de personages relaties aangaan voor materieel gewin, niet uit liefde. Keer op keer wordt die grap herhaald. En nog een keer, en nog een keer. En ook steeds maar weer op dezelfde aanstellerige wijze. Alleen de gewone mensen (het personeel) streven nog naar normale relationele verhoudingen. Ivo’s gemakkelijke aanklacht tegen de consumptiemaatschappij.
Al snel na het begin zet een in alle rust uitgevoerde tekstloze scène (de huishoudster wast Heathcliff) de toon voor het verteltempo. Ondertussen gaat het er, vooral in het eerste uur, behoorlijk heftig aan toe. Want Cathy en Heathcliff (dan nog kinderen) uiten in dat eerste deel hun ‘zielsverwantschap’ heel fysiek. Veel geduw en getrek dus. Door het goede en gelaagde spel van Alejandra Theus en Joris Smit (en de subtiele regie natuurlijk) is dan al wel de hartstocht goed voelbaar. Dat doen ze heel knap.
Cathy: ‘Ik weet het niet.’
Heathcliff: ‘Maar voel je het?’
Bewerker Jeroen Olyslaegers heeft in zijn tekst hier en daar wat met spiritueel taalgebruik gestrooid. Zelf noemt hij dat overigens ‘denkbeelden van intuïtieve wijsheid’. Dat is niet zo’n gek idee van hem. Want door die ingreep verwoordt de negentiende-eeuwse Cathy de keuzes waarvoor ze staat (natuur of cultuur, hart of verstand, Edgar of Heathcliff) op een voor de toeschouwer van nu makkelijk herkenbare manier.
Woeste Hoogten is een goede voorstelling, vind ik, het is degelijk en krachtig theater. In een regie zonder fratsen en met een goede, functionele enscenering. Als ik zo om me heen kijk, zie ik dat ik lang niet de enige volwassene ben die op deze voor de Gouden Krekel genomineerde voorstelling is afgekomen. Ik vraag me dan ook af of ik zelf wel altijd de juiste keuzes heb gemaakt. Zou ik niet vaker voor een voorstelling moeten kiezen die bedoeld is voor jongeren vanaf dertien?
Decenia na de aktie tomaat, lukt het Het Nationaal Toneel toch nog een voorstelling te maken die wat spel betrefd zo gedateerd is dattie zo 50 jaar geleden gespeeld kan zijn. Grotesk spel, traag, slepend, echt een kwelling om uit te zitten
Fleeto, in Schotse slang een woord voor een straatbende. Dit stuk was gisteren te zien in Eindhoven en tot 17 januari in de Koninklijke schouwburg in Den Haag. Het stuk wordt gespeeld in plat Glasgow’s dialect, wat wel maakt dat je even moet wennen, maar de meeste spelers zijn goed te verstaan en mits je Engels spreekt is dit stuk een ruwe diamant. En ruw is het zeker, veel harde taal in deze Griekse tragedie in een Schotse achterstandswijk. De hoofdrolspeler is van een niveau wat zulke jonge acteurs (24) in nederland maar zelden bereiken. Beklemmend, adembenemend en zeker confronterend. Toneel van wereldniveau